24 januari 2022

Generatie III

 

Generatie III (1 t/m 5), kinderen van Berend (II,1) en Aaltjen Teunissen.

III,1: Jan van Dam Meenteboer.
Geboren ± 1755. Geboorteakte (datum en plaats) van Jan hebben we in Zwolle en Zw'kerspel niet gevonden. Jan trouwde in 1797 met Lucretia Schrijver (III,1a). De trouwakten zijn:


Ondertrouw gericht Zwollerkerspel:
- den 20 Meij 1797: Jan van Dam Meenteboer, Jongman in Westenholte en Lucretia Schrijvers J.D. uijt Lenthe.
R.K. trouw Zwolle Statie Hoornsteeg:
- 11 Juni 1797: Joannem van Dam Meenteboer et Lucretiam Schrijvers, door pastoor Joan V. Meijer. Getuigen: Lambert Schrijver, getuige van de bruidegom en Maria van Dam, getuige van de bruid (=ws andersom).


Kinderen (IV, 1 t/m 5) uit dit huwelijk waren: Berend (1798), Maria (1800), Antonij (1801), Jan (1805) en Joanna (1808). Alle kinderen zijn geboren te Voorst, Westenholte.
Reeds vóór het huwelijk van Jan met Lucretia regelden Aaltje Teunis (II,1a) en stiefvader Jannes Bouwhuis op 12 apr 1797 hun nalatenschap zoals in de hierna volgende samenvatting uit de rechterlijke akte is te lezen:


Verschenen is Jannes Bouwhuis Meenteboer. Hij verklaarde bij dezen te cederen en in volledig eigendom te transporteren aan zijn schoonzoon (=ws stiefzoon) Jan van Dam Meenteboer al zijn goederen en bezittingen, zowel roerende als onroerende, mits uitkerende aan comparants zuster Geertruid Bouwhuis een somma van 50 gulden, aan zijn oudste dochter Geertje van Lenthe 50 gulden, aan Albert van Lenthe 50 gulden en aan de jongste dochter Fennigje van Lenthe 400 gulden, alsmede een bed met toebehoren; verder aan Diena van Dam, huisvrouw van Jan Ruberg, 100 gulden, aan Albert van Dam 100 gulden en aan Maria van Dam, huisvrouw van Albert Noordman, 100 gulden.
Verder is verschenen Aaltje Teunis, met haar eheman Jannes Bouwhuis in dezen geassisteerd als momber. Zij verklaarde bij dezen te cederen en in volledig eigendom te transporteren aan haar zoon Jan Meenteboer al haar goederen, zowel roerende als onroerende, mits [hij] uitkeert aan Diene van Dam 900 gulden, aan Albert van Dam 1000 gulden, welke aan hem zullen moeten worden uitgekeerd zodra hij komt te trouwen, en aan Maria van Dam 300 gulden. Bovengenoemde drie kinderen, Diena, Albert en Maria, zullen verder niets meer te pretenderen hebben, noch van hun vaders goed, noch van hun moeders goed, maar met de bovengenoemde somma gerekend worden ten volle van alles te zijn voldaan, waaronder echter niet begrepen zijn de kleren, linnen en de wol, die tot de lijfdracht van Aaltje Teunis hebben behoord, welke na de dood van haar onder de kinderen gelijkelijk [egaal] moeten [zullen] worden verdeeld.


Jan van Dam Meenteboer heeft zijn stiefvader Jannes Berends (Bouwhuis) opgevolgd op de Meenteboerderij. In de volkstelling van 1795 wordt een Jannes Meenteboer vermeld. Waarschijnlijk is dit Jan van Dam. 
Uit de rechterlijke stukken blijkt dat Jan zeer ondernemend was en zijn bedrijf flink heeft uitgebreid. Hij kocht volop grond en andere bezittingen, waarvan een aantal al vóór zijn huwelijk, en leende daarvoor niet geringe hoeveelheden geld. Hierna volgt een samenvatting van zijn aankopen (één morgen = ca. 1,0 hectare (per regio kon de maat verschillen); het was de hoeveelheid land die op één morgen geploegd kon worden):


- 25 feb 1789: 6 akkers bouwland gelegen op het Hooge land te Westenholte voor een somma van 825 gulden;
- 13 feb 1790: zes akkers bouwland, gelegen op 't Hooge land in de boerschap Westenholte onder dit kerspel van Zwolle;
- 29 dec 1795: (bij publieke veiling) een katerstede in Westenholte, bemeijerd door de weduwe van Jan Herm Dik, voor een somma van 2350 gulden;
- 6 apr 1797: een kapitaal stuk weideland, verdeeld in 2 kampen, het Nuijserland genaamd, groot 5 morgen, gelegen in Mastebroek in het Voorsterslag, voor een somma van 2600 gulden;
- 7 sept 1800: in één perceel: een stuk land groot ½ morgen, waarop de visscher Jan Snijder een huis heeft geset, hetwelk aan denselven toebehoord + een Elshagen daarbij gelegen + een stuk van de oude koeweide van het erve Hogebeen, bij koper in gebruik + de akkers op het Hooge Land met een stukje groengrond, gaande van het zaaijland tot aan de dijk, nu bij koper in gebruik met drie koeweiden aan de Westenholterdijk + een hagen genaamt de Stikweerd aan de Westenholter IJsseldijk en vorders hetgeen van het voornoemde erve en Pondsplaats zoo binnen, als buitendijks nog overig is en door verkoperen beseten word + nog een elshagentje aan de Schoolsteeg in Veecaten: alles tezamen voor een somma van 1520 gulden;
- 4 mei 1806: het allodiale erve en goed de Meente genaamd, door de comparanten sedert enige jaren gebruikt geweest, gelegen in Westenholte kort bij het Zalker Vheer, met alle "deszelfs"getimmertes en onderhorige landerijen. Gekocht van de Heer oud-burgemeester Queijsen en Vrouwe A.A. Nilant. De aankoop bestaat uit een huis, schuur, berg en verder getimmerte, hof en boomgaard, en ongeveer 25 morgen land, namelijk een kamp weideland ongeveer 9 morgen het Koeland genaamd; een kamp hooiland groot 2½ morgen; nog een kamp hooiland groot 5 morgen; een stuk bouwland groot 2 mudde gezaai; een dito kamp groot 4 mudde gezaai; een dito kamp groot 3 mudde gezaai; twee akkers in de Conijnebelten; twee dito op de buitendijkse weerd groot 2 schepel gezaai; verder nog 1½ morgen land op 's Herenbroek. 


Jan heeft dus in 1806 de Meenteboerderij gekocht. De Meenteboerderij lag (buitendijks) aan de kruising van de IJsseldijk en de Zalkerdijk,die liep van Westenholte naar het veer naar Zalk. Hij had deze vóór de koop al enige jaren in gebruik (gepacht?). (Volgens "het bev. reg. van Voorst en Westenholte van 1741 tot 1748", was ene Menno Simons toen eigenaar van de Meenteboerderij, huisno.1. Volgens "het vernieuwde register van 1806" was Jan van Dam toen de eigenaar, later opgevolgd door Clemens Lochtenberg. Zie III,1a.).


Leningen die door Jan, ter financiering van alle aankopen, werden afgesloten waren:
- 26 nov 1797: van Egbert Jans en Johanna Jans, ehelieden wonende aan 't Loibuis, een kapitale somma groot 1700 gulden, jaarlijks te verrenten met 3 ½ procent;
- 9 mei 1806: van Hartog Moses Hartog, koopman te Amsterdam, een kapitale somma van 9000 Caroli gulden. De rente is vanaf 1 mei 1806 4 3/4 procent per jaar, maar als de rente binnen 4 weken na de verschijndag betaald wordt, dan kan met 4 ½ procent jaarlijks worden volstaan, en zulks tot aan de volkomen aflossing en restitutie, die op 1 mei 1812 of op een volgend jaar zal kunnen, mogen en moeten geschieden, wanneer de opzegging van één van beide zijden 6 maanden daar te voren zal zijn gedaan. Welke betaling van de rente en de weder-aflossing van het kapitaal zal moeten geschieden in klinkende munt "met goed Hollandsch grof zilver geld". 
Als onderpand van deze laatste lening stelden Jan en Lucretia "hun erve en goed in Westenholte kort bij het Zalker Vheer", welke nieuwe eigendommen zij op 4 mei hadden gekocht. Hierbij weten we ook de prijs van deze aankoop.


In 1806 woonden JanLucretia en hun 4 kinderen te Voorst, Westenholte, huisno.1.
En toen overleed Jan op 13 mei 1808, oud ca 53 jaar, nalatend een zwangere vrouw en 4 kinderen en een (grote) schuldenlast. Plotseling? Het lijkt er op. Zijn broer Albert Jan (III,3) is tegelijk met Jan overleden en begraven. Beide broers werden op 18 mei 1808 begraven op het kerkhof van het Buitengasthuis te Zwolle. Een familiedrama.
(Volgens Hans Damman zit er bij de huwelijksakte te Zalk d.d. 16-8-1834 tussen Berend van Dam (IV,1) met Wilhelmina Overmars een overlijdensakte van Jan van Dam. In die akte staat dat Jan is overleden op 13 mei 1808 te Westenholte.)
In de familie (tak Mastenbroek) gaat het verhaal dat, in het verleden, een Van Dam met zijn paard in de IJssel is verdronken, terwijl hij probeerde mensen van een zinkend schip of pontveer te redden. Zou dat verhaal kloppen? Waarschijnlijk waren dat Jan en zijn broer Albert.
(Een andere mogelijke verklaring voor de dood van de twee broers is het feit dat er in 1808 in Zw'kerspel een plaatselijke epidemie heerste. Tussen april en september 1808 zijn er 5 tot 10 keer zo veel mensen begraven als gewoonlijk; vooral kinderen, maar ook wel ouderen. De ziekte werd niet vermeld, maar in 1808 heerste een roodvonk epidemie. Het kan echter ook een andere ziekte zijn geweest. In die tijd meestal allemaal dodelijk. Het lijkt echter zeer onwaarschijnlijk dat de 2 broers op dezelfde dag aan deze ziekte zijn overleden).
Op 16 feb 1809 regelde Lucretia de nalatenschap van Jan.

 

Hier een samenvatting uit de akte:
Rechterlijk archief Zwollerkerspel - 16 feb 1809 - Richter L.H.C. Nilant:
Verschenen is Lucretia Schrijver, weduwe van wijlen Jan van Dam in Westenholte. Zij heeft over haar 5 minderjarige kinderen, genaamd Berend oud 11 jaar, Maria 9 jaren, Antonij 7 jaren, Jan 4 jaren en Janna oud ¼ jaar, tot mombers verzocht en geobtineerd Albert Noordman, de pupillen hun oom van vaders zijde, en Lambert Schrijver, oom van moeders zijde, en tot toeziende voogd Jan Ruberg. Zij bewijst aan ieder kind een somma van 1100 gulden, en bovendien nog aan Berend van Dam 30 dubbele ellen linnen, aan Maria een bed met zijn toebehoren, aan Antonij 30 dubbele ellen linnen, aan Jan 30 dubbele ellen linnen en aan Janna een bed met zijn toebehoren. Verder aan de kinderen tesamen het zilver en het goud dat tot de lijfdracht van hun vader behoord heeft. Zij belooft verder de kinderen in kost en kleren te zullen onderhouden, hen lezen en schrijven en de meisjes bovendien het naaien te laten leren en een behoorlijke opvoeding te geven, hen bij ziekte of zuchten, wanneer zij buitenshuis dienen, weer in huis te zullen nemen en te verplegen.


Wat betreft de opvolging van Jan van Dam als Meenteboer: zie hiervoor het volgende hoofdstuk III,1a over Lucretia Schrijver en Clemens Lugtenberg.
III,1a: Lucretia (Lucrese) Schrijver(s).
Geboren op 4 jan 1772 te Lenthe. Lenthe was een buurtschap onder de gemeente Dalfsen. Zij was de dochter uit het 5e huwelijk van Jan Jansen Schrijver uit de Veldhoek (met Maria Jansen). Jan Schrijver had tenminste 16 kinderen uit 5 huwelijken. Toen Lucretia huwde met Jan van Dam (III,1) was zij 25 jaar.
Bij het overlijden van Jan van Dam in 1808 was Lucretia dus zwanger. In 1809 huwde zij, 37 jaar oud, met Clemens Lugtenberg (Lochtenberg), geboren in 1766 te Olst, zoon van Joannes Egberts Hendriks Logtenberg en Jannigje Mense Rietberg. Zij gingen op 17 feb 1809 in ondertrouw en werden op 7 mrt 1809 getrouwd door pastoor Joan V. Meyer.  Getuigen waren Albert Noortman (III,5a) namens de bruidegom en Jan Ruberg (III,2a) namens de bruid.
Kinderen van Lucretia en Clemens waren: Jan Egbert(s) (1810), Magteltje (1812), Jannigjen (1813) en Mannes (1815).

Bij de volkstelling van 1830 woonden (nog) op de Meenteboerderij te Westenholte, adres Voorst no.1:
- Clemens Lochtenberg, 66 jaar, landbouwer,
- Lucretia Schrijver, 59 jaar, boerenbedrijf,
- Antonij van Dam, 28 jaar, idem,
- Egbert Lochtenberg, 19 jaar, idem,
- Jannigje Logtenberg, 16 jaar, idem,
- Mannes Logtenberg, 14 jaar, idem,
- Hendrica Stremmelaar, 23 jaar, werkbode,
+ nog 3 werkbodes.
Antonij van Dam (IV,3) trouwde in 1831 met Hendrica Stremmelaar (IV,3a).
Lucretia is overleden op 21 nov 1834 (62 jaar) 's avonds om 24.00 uur te Westenholte. Clemens is overleden op 26 nov 1844 (78 jaar) te Westenholte.
Clemens Logtenberg heeft pas heel laat de erfopvolging van de Meenteboerderij geregeld. W.s. was het een netelige kwestie, want hij had naast 2 stiefzonen ook nog 2 eigen zonen die voor opvolging in aanmerking kwamen. Je zou verwachten dat Berend als oudste zijn vader Jan van Dam Meenteboer zou opvolgen. (Zie hierover ook Berend (IV,1)). Volgens A. Vorster - Boerkamp was de Meenteboerderij nog lang een soort maatschap van Clemens met zijn stiefkinderen en kinderen. De "Rechterlijke Actie over de Erfuitinge" zal uitsluitsel kunnen geven over de definitieve vorm en datum van boedelscheiding. Mogelijke data zijn: het trouwen van Antoni (IV,3) in 1831 of Berend (IV,1) in 1834 of het overlijden van Clemens in 1844.
Uiteindelijk heeft, na het overlijden van Lucretia en ClemensEgbert Logtenberg de Meenteboerderij overgenomen. Alle kinderen van Jan van Dam hebben zich elders (sommigen te Veecaten) gevestigd. Zie generatie IV, 1 t/m 5. 
Egbert Lochtenberg huwde in 1843 met Maria Noordman (20 jaar) uit Wijnvoorden (lag tussen Wijhe en Zwolle), d.v. Gerrit Noordman en Maria TijsEgbert liet de boerderij, na zijn dood in 1859, weer vererven aan zijn zoon Johannes Lochtenberg, in 1880(?) gehuwd met Berendina Lucretia Reuvekamp.

III,2: Gerridina (Dina) van Dam.
Geboren ± 1760. Geboorteakte (datum en plaats) van Dina hebben we in Zwolle en Zw'kerspel niet gevonden. Zij ging in ondertrouw op zaterdag 18 apr 1789 (± 30 jaar) als Gerritdiena Berens van Dam J.D. te Westenholte, boerenhuiswerk doende, met Jan Ruberg (III,2a). Zij huwden op maandag 04 mei 1789 in de R.K. kerk in de Koestraat. Getuigen: Jacobus van de Berg uit de Sassenstraat en Aaltje Teunis(II,1a)
Zij kregen 7 kinderen. Dina overleed op 06 apr 1809 (± 50 jaar oud).
III,2a: Joannes Ruberg.
Woonachtig te Zwolle aan de Dieserpoort en van beroep "smit". Aan de Thomas a Kempisstraat, de Hessenweg uit het noorden, waren diverse smederijen. Geb? Overl?

III,3: Albert Jan van Dam. 
Geb  14 feb 1763 R.K. doop Zwolle statie Hoornsteeg: 
- 1763 14 Febr.: Albert Jan. Ouders: Berend Hendriks en Altien Jans; meter: Maria Jans. (De namen Hendriks en Jans(?) zijn patroniemen. Maria was waarschijnlijk een zus van Aaltje (II,1a).
Albert, landbouwer te Westenholte, ging op 06 apr 1805 (42 jaar) in ondertrouw met Lubbigje Hendriks (III,3a). Getuige was zijn broer Jan (III,1). Het huwelijk werd voltrokken op 21 apr 1805 door pastoor Joan V. Meyer. Getuigen waren broer Jan en Hendrik Belt (vader bruid).
Kinderen (IV, 6 t/m7) uit dit huwelijk waren: Berend (1806) en Gerridina (1807).
Het is niet zeker of Albert zelfstandig landbouwer was te Westenholte of dat hij bij zijn broer Jan op het bedrijf werkte. Het is zeer goed mogelijk dat Albert op "De Koewei" woonde. Woning en grond waren onderdeel van de Meenteboerderij. Zie ook Antoni (IV,3).
Albert overleed dus tegelijk met zijn broer Jan op 13 mei 1808 (45 jaar) te Westenholte, nalatend vrouw en 2 kinderen en werd begraven op 18 mei op de begraafplaats Buitengasthuis te Zwolle.

III,3a: Lubbigje Hendriks (v.d.) Belt.
Geboren te Wythem. Geb 1781. Hendriks is een patroniem. Haar vader was Hendrik Belt.
Na het overlijden van Albert huwt Lubbigje op de 14e van de grasmaand (=april) in 1809 met Jan Luttenberg uit Wythem. Getuigen waren Dirk Scholte, namens de bruidegom en Albert Noortman (III,5a) namens de bruid. Het kerkelijk huwelijk vond plaats op 30 apr 1809 te Zwolle Statie Hoornsteeg. Inzegening door pastoor J.V. Meijer. 
Ze krijgen tenminste twee zonen en een doodgeboren dochter. Lubbigje overleed op 3 jan. 1827 te Westenholte, Zwollerkerspel.

III,4: Hendrica van Dam.
R.K. doop Zwolle statie Hoornsteeg: 
- 1765 27 Juli: Hendrica ten Dam. Ouders: Berend Ten Dam en Altje Teunisse; meter: Joanna Ten Dam. (Joanna (II,3) was de zus van haar vader Berend en dus haar tante).
In de rechterlijke akte (voogdijregeling) van haar vader Berend d.d. 6 okt 1770, werd Hendrica (Hendrikje) nog genoemd. In de rechterlijke akte (regeling nalatenschap van Jannes Bouwhuis en Aaltje Teunis) d.d. 12 apr 1797 werd Hendrica niet meer vermeld. Zij is dus tussen 1770 en 1797 overleden. Mogelijk wordt in het volgende bericht Hendrica/Henderica bedoeld:
Op 27 juli 1786 werd op het kerkhof van het Buitengasthuis ene Henderyk van Dam, wonende te Westenholte, begraven".

III,5: Maria Berens van Dam. 

R.K. doop Zwolle statie Hoornsteeg: 
- 1767 25 Aug.: Maria ten Dam. Ouders: Berent van Dam en Ael Overmars; peter: Gerrit Overmars en Berend van Dam. (Aaltje noemde zich hier "Overmars". Gerrit was een broer van haar. Waarom hier een Berend bij staat is niet duidelijk. Een vader kan nooit peter zijn).
Maria ging op 21 feb 1795 (28 jaar, van beroep huiswerk en wonende te Westenholte) in ondertrouw met Albert Noortman (III,5a). Getuigen waren Aaltje Teunis (II,1a) en Egbert Jans uit Mastenbroek. Het huwelijk werd voltrokken op zondag 08-03-1795 in de Michaelkerk te Zwolle.
Maria en Albert kregen 8 kinderen. Uit het nalatenschap van hun achterkleinzoon erfde Frederikus van Dam (V,8) 2 boerderijen en de bijbehorende landerijen te Hattemerbroek. Hoe e.e.a. heeft kunnen geschieden wordt beschreven bij Joanna van Dam (IV,5) en Willem Neppelenbroek (IV,5a).
De overlijdensdatum van Maria is (nog) niet bekend.
III,5a: Albert Noortman.
Geb. in 1763. Hij was landbouwer op Schrijvers erve te Spoolde, Westenholte, huisno. 7. Deze erve ging op 7 sept 1799 over van weduwe R. Sonsbeek, nl. Johanna Gertruid Nilant, naar haar erven. Albert is overleden 16 mei 1816 (53 jaar).

In verband met de vererving van 2 boerderijen te Hattemerbroek van Neppelenbroek aan Frederikus van Dam (V,8) zijn de volgende huwelijken en geboortes van de kinderen van Albert Noordman en Maria van Dam van belang:
1. Hun oudste zoon Joannes Noordman, geb. in 1796, nam het bedrijf te Spoolde no. 7 over van zijn vader en huwde in 1825 met Johanna Neppelenbroek, geb. 1798, dochter van Hendrikus Neppelenbroek (zie IV,5a). 
2. Van de kinderen van Joannes Noordman nam zijn zoon Albertus Hendricus Noordman, geb. 1828, op zijn beurt het bedrijf te Spoolde no. 7 weer over van zijn vader. Albertus Hendricus huwde in 1869 met zijn achternicht Berendina Maria van Dam (V,14), dochter van Antoni van Dam (IV,3).
3. Op 11 juli 1870 werd hun enige zoon Johannes Antonius Noordman geboren. Op 17 juli 1870 (6 dagen na de geboorte van haar 1e zoon) overleed Berendina. Haar broer Frederikus (V,8) werd benoemd tot voogd van de doofstomme Johannes Noordman
Zie voor het vervolg: Johanna van Dam (IV,5) en Frederikus van Dam (V,8).
Geïnteresseerden kunnen via e-mail een uitgebreider schema van deze periode uit de stamboom Noordman te Spoolde aanvragen. E-mail adres: zie profiel.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten